Nieuwsbrief

De Kawasaki Nieuwsbrief

5 MINUTEN MET Vijf minuten met… Lotte van Drunen

De Nederlandse Lotte van Drunen is nog niet eens een twintiger, maar reed wel al met de befaamde ‘rode plaat’ op haar Kawasaki KX250. Op de GP van Spanje, in het FIM WMX Women's Motocross World Championship, kwam ze na twee wedstrijden even als WK-leider aan de start. Na de manche in Frankrijk staat ze derde in de ranglijst.
Kawasaki heeft talentvolle vrouwen altijd al gesteund: zo werd het merk met Catherine Prumm, Livia Lancelot en Courtney Duncan in totaal al zes keer wereldkampioen, sinds de  oprichting van het vrouwenkampioenschap in 2005. Maar nooit eerder in de geschiedenis van het kampioenschap reed een vijftienjarig meisje met de 'rode plaat' van WK-leider rond.
 
Lotte, je nam aan het einde van vorig seizoen deel aan je allereerste GP, net na het vieren van je vijftiende verjaardag. En onlangs stond je warempel al even op kop in het klassement. Was je daardoor verrast?
van Drunen: “Ja, natuurlijk! Ik train al jaren heel hard. En ik droom al van kinds af aan van deelname aan het kampioenschap. Al dat harde werk betaalt zich nu uit. Mijn doel voor dit seizoen was om in de top vijf te eindigen. Het feit dat ik met die rode plaat aan de start kwam, geeft me veel vertrouwen. Ik voel geen enkele druk, noch van mezelf, noch van iemand anders. Zoals ik al zei, mijn doel aan het begin van het seizoen was om in de top vijf te eindigen. Als ik elk weekend op het podium kan eindigen, zou dat fantastisch zijn.”
 
Zoals de meeste Nederlandse coureurs, ben je begonnen met racen op zanderige omlopen. Het was dus geen verrassing om je op het podium te zien in Sardinië. Maar in Zwitserland liet je ook je snelheid zien op een veel hardere baan!
van Drunen: “Ik heb veel getraind op harde omlopen. Ik denk niet dat veel mensen hadden verwacht dat ik zo snel zou zijn op deze ondergrond. Maar met al mijn training en hard werk, wist ik dat ik het kon. Het is leuk om vooraan te rijden op alle soorten circuits. Al rijd ik natuurlijk vooral graag in diep zand, zoals de meeste Nederlandse MX-rijders.”
 
Je hebt slechts één seizoen in de 125 klasse gereden voordat je deze winter overstapte naar de 250. Hoe heb je de overstap gemaakt?
van Drunen: “Het was niet zo moeilijk. Ik had natuurlijk mijn ups en downs in de winter. Maar ik was vrij snel gewend aan de 250. Er zijn nog een paar dingen waar ik aan moet werken, maar ik leer elke dag en het is duidelijk dat je met een 250 beter start in WMX, en dat is heel belangrijk.”
 
Hoe train je tussen de wedstrijden door?
van Drunen: “Ik train over het algemeen vijf dagen per week: twee dagen in het weekend en drie dagen doordeweeks. De meeste coureurs doen dat niet, maar dat is mijn ritme sinds ik voor het eerst op een 65cc reed. En het heeft altijd gewerkt voor mij, dus we willen het zo houden. Als ik op een circuit aankom, bekijk ik het en, afhankelijk van mijn gemoedstoestand, beslis ik welke training ik die dag ga doen. Ik ga altijd naar school, wat het er niet makkelijker op maakt, want als ik naar een wedstrijd moet, mis ik natuurlijk een paar dagen les. Gelukkig ben ik ingeschreven op een school waar ook andere professionele atleten studeren, dus ik kan gebruik maken van de faciliteiten om te trainen.”
 
Wanneer en hoe ben je begonnen met motorcross?
van Drunen: “Mijn vader reed in GP's. Daarna had mijn oudere broer een crossmotor en toen ik vier werd kreeg ik een Pee Wee. Eerst vond ik het maar niks. Maar toen kreeg ik een 50cc en vanaf die dag begon ik het steeds leuker te vinden. Eerst gewoon door te trainen, daarna door deel te nemen aan wedstrijden.”
 
Vorig jaar nam je deel aan het Europese 125 kampioenschap bij de jongens. Was dat leuk?
van Drunen: “Ja, ik vind het leuk en ik hoop in de toekomst aan een paar MX2 wedstrijden deel te nemen. Dat is één van mijn doelen. Ik wil echt weer vechten met de jongens. Ik denk niet dat dat dit jaar mogelijk is, maar ik hoop het in de toekomst te doen. Sommige jongens houden echt van wat ik doe, anderen niet zozeer. Maar dat is voor mij geen probleem.”
 
Vertel ons iets over je team...
van Drunen: “We werken als een familie. Ik heb een heel goede technieker en ik train altijd met mijn vader. Mijn moeder woont alle wedstrijden bij en mijn broer doet hetzelfde wanneer hij kan. We zijn een klein team, maar we bewijzen dat het genoeg is om aan de top mee te vechten!”